In een brief aan de Eerste Kamer pleit VERAS voor een voortzetting van de vrijstelling afvalstoffenbelasting asbestdaken. Deze vrijstelling dreigt (onbedoeld) op 1 januari 2025 te vervallen.
Asbesthoudend afval dat vrijkomt bij de sanering van asbestdaken moet worden gestort op daartoe vergunde stortplaatsen. Voor het storten van afval geldt op grond van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm) een afvalstoffenheffing. Enige jaren geleden is voor het storten van asbesthoudend afval afkomstig van de sanering van asbestdaken in het Uitvoeringsbesluit belasting op milieugrondslag een vrijstelling geïntroduceerd. Dit scheelt in de saneringskosten voor dakeigenaren en het past bij de inzet die de Rijksoverheid pleegt om de sanering van asbestdaken te versnellen.
Aan de vrijstelling zijn de volgende voorwaarden verbonden:
- de sanering van het asbestdak dient uiterlijk op 31 december 2024 te zijn afgerond; en
- de afgifte ter verwijdering dient uiterlijk op 31 maart 2025 te hebben plaatsgevonden.
Deze voorwaarden komen voort uit het toenmalige plan van de overheid om een asbestdakenverbod per 2025 in te stellen. Dit asbestdakenverbod is er uiteindelijk niet gekomen. De inzet van de Rijksoverheid op het versnellen van de sanering van asbestdaken gaat echter onverminderd door.
Om te voorkomen dat de vrijstelling (onbedoeld) per 1 januari 2025 vervalt, roept VERAS de Eerste Kamer op om bij de behandeling van het Pakket Belastingplan 2025 op 9 december a.s. het Kabinet te verzoeken om de vrijstellingsregeling te continueren en het Uitvoeringsbesluit van de Wet belastingen op milieugrondslag daarop aan te passen.