In reactie op Kamervragen over de vrijstelling van de stortbelasting voor asbestdaken, stelt de staatssecretaris van Financiën dat er geen enkele reden is voor stortplaatsen om de vrijstelling niet toe te passen. De staatssecretaris deelt niet de zorg van stortplaatsen over de risico’s dat er een naheffing bij de stortplaats wordt neergelegd.
De vrijstellingsregeling, waarbij een verklaring van een derde is vereist voor toepassing van een vrijstelling door de belastingplichtige, is namelijk gangbaar in de afvalstoffenbelasting en de andere belastingen in de Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm). De staatssecretaris vindt het niet wenselijk dat de vrijstelling door stortplaatsen niet wordt toegepast, omdat dit niet overeenkomt met de bedoeling van de vrijstelling.
Inmiddels heeft, zoals toegezegd aan de Tweede Kamer, een overleg plaatsgevonden tussen het ministerie van Financiën, de Vereniging Afvalbedrijven(VA) en VERAS. Daarin heeft het ministerie van Financiën nogmaals bevestigd dat er geen reden is voor stortplaatsen om de vrijstelling niet toe te passen, uiteraard mits er is voldaan aan de voorwaarden. Het asbestverwijderingsbedrijf zal bij een onjuiste verklaring de naheffing opgelegd krijgen van de Belastingdienst. Ook in geval van tussenopslag bij het asbestverwijderingsbedrijf, kan de vrijstelling op de stortbelasting worden toegepast.
De VA en VERAS hebben afgesproken om hun achterban over het gesprek en de uitkomst te informeren. Indien nodig zal de modelverklaring nog worden aangepast. Als er stortplaatsen zijn die de vrijstelling nog steeds niet toepassen, roepen wij u op om contact op te nemen met het secretariaat van VERAS.