Bij de verwijdering van asbesttoepassingen in risicoklasse 2A moet in de eindbeoordeling bij binnensituaties door middel van een luchtmeting worden getoetst of de concentratie van asbestvezels in de lucht lager is dan 2.000 vezels / m3. Dat volgt uit artikel 4.53c van het Arbobesluit. Om dat te kunnen aantonen moeten de luchtmonsters met Scanning Elektronen Microscopie (SEM) worden geanalyseerd.
Volgens artikel 4.30 van de Arboregeling gelden daarbij de volgende uitzonderingen:
- kleine losliggende oppervlakken onbeschadigd product waarvoor geen bewerkingen nodig zijn met een oppervlak van maximaal 2,5 m2;
- verwijdering van asbesthoudend materiaal dat maximaal 2 massaprocent amfibole asbestvezels actinoliet, amosiet, anthophylliet, tremoliet en crocidoliet bevat;
- een asbestverwijdering waarbij gedurende de duur van de asbestverwijderingswerkzaamheden tussen de asbesttoepassing en de werknemer die de verwijdering uitvoert een niet-betreedbare afscheiding aanwezig is, waarmee de asbesttoepassing in zijn geheel lekvrij omsloten wordt.
In de bovenstaande situaties mag in de eindbeoordeling worden getoetst aan de toetswaarde van 2.000 vezels / m3, zoals ook voor risicoklasse 2 geldt. De luchtmonsters worden dan geanalyseerd met Fasecontrast Microscopie (FCM).
Per 1 mei a.s. wordt hieraan de volgende uitzondering toegevoegd:
- verwijdering van leidingen, buizen en kanalen van asbestcement, die niet volledig in beton gestort zijn.
De wijziging van de Arboregeling ter zake wordt naar verwachting in de loop van volgende week gepubliceerd. Dit bericht is onder voorbehoud van publicatie in de Staatscourant.